-
1 shoulder
n. schouder; berm--------v. duwen (met de schouders), dringen; zich (een weg) banen; op zijn schouders nemenshoulder1[ sjooldə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a shoulder of lamb • een lamsbout¶ put/set one's shoulder to the wheel • zijn schouders ergens onder zetten, ergens hard aan werken〈 informeel〉 (straight) from the shoulder • op de man af, recht voor z'n raap————————shoulder2♦voorbeelden:shoulder people aside • mensen opzij duwen met de schoudersII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 shoulder a great burden/responsibility • een zware last/verantwoording op zich nemen -
2 shoulder people aside
shoulder people aside
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский